vrijdag 28 november 2014

De minste "dissidentie" kan ontslag betekenen

Omdat hij een voormalige hoge functionaris van de Hongaarse Nationale Bank (MNB) die kritisch is over het huidige regeringsbeleid  toestond deel te nemen aan een door diezelfde bank georganiseerde conferentie, werd een onderzoeker van de bank ontslagen. Waar het de laatste vier jaar al heel gewoon was geworden dat mensen met openlijk linkse of liberale ideeën hun baan kwijtraakten bij de overheid of semi-overheid (onderwijs, cultuur, gezondheidszorg), begint nu ook de allergeringste vorm van dissidentie of besmuikte kritiek je je baan te kosten.

Het betrof hier een conferentie van de MNB met een onderzoeksinstituut in Londen. Het thema was de Hongaarse aanpak van de crisis, waarbij een van de belangrijkste onderzoekers van de MNB, István Kónya, een van de hoofdsprekers zou zijn. De Britse deelnemers wilden echter ook horen wat Julia Kírály, voormalig vice-president van de MNB en criticus van het Orbán beleid, ervan vond en ze verzochten Kónya dat te regelen. Hij zorgde ervoor dat Király in ieder geval aanwezig was op de conferentie, hoewel niet als spreekster maar als toehoorster. Helaas, dat was al teveel. De volgende dag werd Kónyha, die zich al eens eerder niet 100% loyaal had getoond, ontslagen.

Iets soortgelijks overkwam Iván Kovácsics, vice-president van de Belastingdienst (NAV). Hij behoort niet tot de NAV functionarissen die recent de toegang tot de VS werd ontzegd omdat ze betrokken zijn bij grootscheepse corruptie. Maar hij stond de laatste weken wel een aantal malen journalisten te woord die voor de deur van het NAV kantoor stonden en liet zich daarbij soms zelfs voorzichtig kritisch uit. Nou ja, hij zei op 3 november onder andere: "Ik zou mezelf ook niet op de borst kloppen als ik uit de VS was verbannen."  Het was kennelijk teveel. Vanaf 1 februari mag hij naar ander werk uitzien.

Ook op het ministerie van buitenlandse zaken is het bijltjesdag. Dat ministerie had de laatste jaren weliswaar weinig te vertellen - het echte buitenlandbeleid werd door het bureau van de premier oftewel Orbán bepaald en die trok zich daarbij weinig van het ministerie aan, maar het stond toch bekend als een plek waar veel gematigde conservatieven werkten. Ze steunden in principe Fidesz wel, maar hadden toch ook de nodige kritiek en die ventileerden ze ook wel (voorzichtig) in gesprekken met buitenlandse diplomaten of journalisten. Het waren soms net normale gesprekken. Onder de nieuwe minister Peter Szijjártó, een jonge vertrouweling van Orbán, is de koers radicaal omgegooid. Het ministerie wordt omgebouwd tot een soort bureau voor buitenlandse handelsbetrekkingen en dat betekent dat de oude functionarissen niet meer nodig zijn. Ruim 100 werknemers van het ministerie hebben hun congé gekregen, Fidesz aanhanger of niet. Intussen benoemt Szijjártó wel allerlei vriendjes van zijn zaalvoetbal-team op lucratieve posten, ook al hebben ze geen enkele kwalificatie voor de baan.

Is het een wonder dat zelfs onder veel Fidesz stemmers het gemor toeneemt? Maar wel stilletjes, thuis, want je weet maar nooit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten