dinsdag 25 februari 2014

De feiten achter de feiten


Aan de vooravond van de verkiezingen benadrukt de regering Orbán dat er eindelijk weer schot zit in de economie, dat mensen minder betalen voor gas, elektra en water, dat het werkloosheidscijfer daalt, de inflatie afneemt en salarissen weer stijgen. Kortom, “Hongarije doet het beter” (Magyarország jobban teljesít), aldus de Fidesz slogan.

Anderhalf miljoen mensen in diepe armoede
György Barca is een van de weinige Hongaarse economen van naam die deze visie ondersteunt. Kijk simpelweg naar de feiten en je ziet dat het land vooruit gaat, benadrukt hij. Er is eindelijk weer economische groei, al is het nog weinig (0,6% in 2013, ongeveer 1% in 2014). De inflatie is gedaald tot onder de 1% (het laagste in 40 jaar), de werkloosheid is omlaag van 11% naar 9,2%, het overheidstekort is nu al twee jaar onder de 3% grens van Brussel en de staatsschuld is afgenomen tot onder de 80%. Ook de daling in het afgelopen jaar van de prijzen voor gas, elektriciteit, water, huisvuilverwerking e.d. is met harde cijfers aan te tonen. Dit zijn de feiten waar het om gaat, aldus Barcza, de rest is speculatie en theorie.

Met “de rest” doelt hij op de waarschuwingen van de meeste andere Hongaarse economen, van de EU, van de OECD, van het IMF enz. dat achter de ogenschijnlijk mooie cijfers een aanzienlijk somberder toekomstperspectief schuilgaat. Want wat zijn de feiten achter de feiten?

Neem de lichte economische groei van dit moment. Die is vrijwel volledig het resultaat van twee factoren “van buiten”: het aantrekken van de Duitse economie waardoor de autofabrieken in Hongarije meer verkopen en het uitzonderlijke goede weer het afgelopen jaar waardoor de landbouw een recordoogst had. Maar de rest van de industrie en handel doen het helemaal niet goed, consumenten geven nauwelijks geld uit en er wordt nauwelijks geïnvesteerd (op EU subsidies in overheidsprojecten na). Terwijl premier Orbán glashard beweert dat de economische groei volgend jaar tot wel 4% kan stijgen (let wel, hij voorspeelde ook voor 2011, 2012 en 2013 groeicijfers van 4-6% terwijl de werkelijkheid nul of negatief was), denken de meeste economen dat de Hongaarse economie in 2015 en daarna weer terug zal vallen.

Of neem het lagere werkloosheidscijfer: daarin worden ruim 200.000 mensen in de werkverschaffing (werken tegen de helft van het minimumloon op straffe van verlies van uitkering) als nieuwe banen meegerekend, evenals de banen van naar schatting 100.000 Hongaren die in het buitenland werken maar zich niet uit Hongarije hebben uitgeschreven. En dan zijn er ook nog de honderdduizenden Hongaren die op zoek naar een baan wel volledig zijn geëmigreerd en die dus niet meer als werkloos te boek staan. Dat is goed voor de statistiek maar kun je nauwelijks een verdienste van de regering noemen: “Hongarije doet het beter, want jongeren vertrekken massaal.” De harde werkelijkheid is dat in de private sector in Hongarije de werkgelegenheid niet toeneemt omdat er geen enkele groei is.

Of het lage inflatiecijfer: dat is voor een belangrijk deel te danken aan het geforceerde overheidsingrijpen in de prijzen van gas, elektra en water. Dat oogt leuk vlak voor de verkiezingen, maar leidt zeker op termijn tot verliesgevende energie en waterbedrijven die – of ze nu van de overheid zijn of privaat – niet meer in staat zijn te investeren in onderhoud en vernieuwing.

Het overheidstekort dat onder de 3% is dan? Dat is voor een groot deel bereikt door in 2011 de private pensioenspaargelden a raison van 10 miljard euro (2.945 miljard forint) te nationaliseren. Al dat geld is in de afgelopen drie jaar opgesoupeerd om de begrotingen sluitend te krijgen, met alle gevolgen van dien voor de pensioenvoorziening in de toekomst. En waar moet het geld voor de begroting vandaan komen nu dat spaarpotje op is? Nu al komen de eerste berichten naar buiten dat een begrotingstekort onder de 3% voor 2014 en 2015 mogelijk niet haalbaar is. Daarnaast blijken de niet betaalde schulden van overheidsinstellingen dramatisch te zijn gegroeid, van 100 miljoen euro in 2010 naar 300 miljoen in 2013. En zo zouden er nog wel eens heel veel meer lijken uit de kast kunnen komen vallen. Het is vrijwel een gegeven dat de kosten voor de Russische lening en voor de uitbreiding van de kerncentrale in Paks hoger uitvallen dan nu wordt gesuggereerd. Ook de wisselkoers van de forint verslechtert en is nu al min of meer permanent rond de 310 forint voor 1 euro, wat ernstige consequenties heeft voor de vele Hongaren met schulden in harde valuta en voor de overheidsschuld.

Kortom: het economisch beleid van deze regering is gebouwd op drijfzand, kunstgrepen, het nemen van onverantwoorde risico’s en voortmodderen. Dat gaat al drie jaar goed en kan gemakkelijk nog jaren “goed” gaan. Maar het is, zeggen de meeste deskundigen, geen beleid dat op termijn houdbaar en duurzaam is. Potverteren werkt maar even, eens moeten alle rekeningen betaald worden.

En natuurlijk is voor een deel van de bevolking het leven in de afgelopen drie jaar beter geworden. De inkomens boven modaal zijn er door belastingwijzigingen dik op vooruit gegaan. Duizenden mensen hebben overheidsbanen gekregen om de posten te vullen van degenen die zijn weggezuiverd. In het onderwijs en de gezondheidszorg krijgen heel veel mensen nu opeens een forse loonsverhoging, ook al is dat dan in de meeste gevallen geen volledige compensatie voor wat ze in de twee jaar daarvoor waren kwijtgeraakt. En iedereen ziet op zijn maandelijkse gasrekening dat de prijs van gas nu even omlaag gaat. Maar voor heel veel mensen is het leven, als je alles bij elkaar optelt en aftrekt, niet beter geworden, integendeel. Veelzeggend is dat in de afgelopen drie jaar het aantal Hongaren dat onder de armoedegrens leeft, is gestegen van drie naar vier miljoen.

zondag 16 februari 2014

De dubbelzinnige houding van de regering Orbán tegenover het antisemitisme.



Symbolisch voor het ontbreken van gezond verstand en goede smaak in het huidige Hongarije, zo betitelde het blad The Budapest Beacon de verkiezingsbijeenkomst afgelopen zaterdag in de voormalige synagoge van het stadje Esztergom. De rechts-radicale partij Jobbik, een vergaarbak van Hongaren die met regelmaat openlijk hun afkeer van joden, zigeuners, linksen en liberalen ventileren en hun sympathieën voor bepaalde autoritaire regiems uit de jaren dertig niet onder stoelen of banken steken, kwam bijeen in het oude gebedshuis van de Joods Hongaarse gemeenschap van Esztergom, dezelfde plek vanwaar in 1944 vijfhonderd van hen door de rechts-radicale Hongaarse nationalisten van die tijd werden gedeporteerd naar Auschwitz.

Demo tegen de aanwezigheid van Jobbik in de synagoge.
Pogingen om de bijeenkomst tegen te houden, liepen op niets uit. De Fidesz meerderheid in Esztergom weigerde de gang van zaken te veroordelen en ging uit van het legalistische standpunt dat het onmogelijk is om de verhuur van het gebouw, al jarenlang een gemeentelijk cultureel centrum, aan welke politieke partij dan ook te verhinderen. Formeel misschien geen speld tussen te krijgen, maar politiek en moreel beneden peil. En in die zin weer heel symbolisch voor de dubbele houding die Fidesz al heel lang aanneemt tegen het antisemitisme.
Juist die eeuwige dubbelzinnigheid van Fidesz is nu de reden dat een overweldigende meerderheid van de grootste organisatie van Joodse Hongaren, Mazsihisz, heeft besloten om de door de regering georganiseerde activiteiten in het kader van het Holocaust Herdenkingsjaar (1944-2014) te boycotten tenzij premier Orbán snel een paar serieuze concessies doet. Een geduchte tegenslag voor de regering Orbán die met dat herdenkingsjaar hoopte haar zeer gedeukte en gebutste reputatie op dit punt aanzienlijk op te kunnen vijzelen.
Er was het laatste half jaar bepaalde sprake van een PR offensief om te ‘bewijzen’ dat de regering Orbán niets te verwijten valt als het gaat om antisemitisme maar dat de echte vijand op dat punt Jobbik is. Een aantal zogenaamde “gematigden” uit het Fidesz kamp legden ten overstaan van buitenlanders verklaringen af waarin werd benadrukt dat de Hongaarse regering tegen antisemitisme is en daarop diverse acties heeft ondernomen en waarin spijt wordt betuigd voor de vergaande samenwerking van heel veel Hongaren en Hongaarse autoriteiten in de jaren ’30 en ’40 met de nazi’s.
Dat klinkt mooi en zulke activiteiten zijn er inderdaad, maar tegelijk probeert de regering Orbán om radicaalrechtse kiezers van Jobbik af te snoepen. En dus laten minder gematigde Fidesz politici zich voor binnenlands publiek bij tijd en wijle aanzienlijk minder correct uit op dit punt zonder dat ze worden teruggefloten, worden bekende radicaalrechtse figuren benoemd op leidende posten in de cultuursector of de media, zijn diverse notoire antisemitische politici en schrijvers uit de vorige eeuw gerehabiliteerd en bijvoorbeeld opgenomen in het nationaal curriculum voor met middelbaar onderwijs, worden radicaalrechtse initiatieven (Horthy beelden, Horthy straten) op formalistische gronden geen strobreed in de weg gelegd en is in de nieuwe grondwet opgenomen dat de Duitsers de volle verantwoordelijkheid dragen voor de Holocaust in Hongarije. Het getuigt allemaal niet alleen van slechte smaak, maar ook van een gebrek aan gezond verstand want als de geest eenmaal uit de fles is, is ze niet zo makkelijk terug te krijgen.
Drie recente regeringsinitiatieven van deze aard waren de druppels die bij Mazsihisz de emmer deden overlopen. Ten eerste wil de regering een museum openen ter nagedachtenis van Joodse kinderen die in de Holocaust omkwamen, maar heeft ze het project onder leiding geplaatst van een omstreden historica uit eigen kring en is er geen enkel serieus overleg met Joodse organisaties over de invulling van het initiatief. Op de tweede plaats heeft de regering ook aan het hoofd van een nieuw historisch instituut een omstreden historicus uit eigen kring benoemd, een man die nauwe banden heeft metrechtsradicale kringen en die recent in een interview een massamoord op duizenden joden uit Hongarije in 1942 bagatelliseerde. En de regering is vast van plan om in Boedapest een monument op te richten dat “de bezetting” van Hongarije door nazi-Duitsland in maart 1944 herdenkt en dat door zeer velen wordt gezien als een bevestiging dat deze regering de verantwoordelijkheid voor de moord op honderdduizenden Hongaarse joden op de eerste plaats bij Hitler legt (terwijl ze in werkelijkheid voor een heel groot deel bij de Hongaren lag).

Drie jaar lang heeft Mazsihisz geprobeerd met de regering Orbán te overleggen, compromissen te sluiten en Fidesz zo ver te krijgen dat ze haar dubbelzinnige beleid vaarwel zegt en zich consequent van het antisemitisme afgrenst. Het besluit om het Holocaust Herdenkingsjaar te boycotten tenzij de regering Orbán snel een aantal drastische en serieuze concessies doet, is een laatste poging het tij te keren. Of het zal werken? Ik betwijfel het. Bij Viktor Orbán is opportunisme altijd belangrijker geweest dan principes, goede smaak of gezond verstand.

zaterdag 8 februari 2014

Corruptie op zijn MSZP’s en à la Fidesz


Vooraanstaand socialistisch politicus Gábor Simon blijkt tot tweemaal toe met een tas vol geld naar Oostenrijk te zijn gereisd om zijn uit onduidelijke bron afkomstige inkomsten op een bankrekening te deponeren. Het moge duidelijk zijn, er is nog altijd iets heel erg mis in de MSZP. Maar ook in de Fidesz hoek gaat het graaien lustig verder, alleen doen ze het daar via ingewikkelde en moeilijker te doorgronden constructies met BV’s, stichtingen, staatsbedrijven en wat dies meer zij.



Op zijn MSZP’s

 Gábor Simon was vicevoorzitter van de MSZP, een van de lijsttrekkers in Boedapest en nummer 12 op de nationale kieslijst. Vorige week werd bekend dat hij in 2008 en 2009 grote bedragen in contanten heeft gestort op een private bankrekening in Oostenrijk; 575.000 euro in januari 2008 en 162.954 dollar in april 2009. Hij verklaarde destijds tegen de bank dat het geld afkomstig was van de verkoop van een huis en een bedrijf, alleen heeft hij nooit een huis van die waarde of een bedrijf in bezit gehad. Wel was hij destijds burgemeester van een deelgemeente van Boedapest en het is een publiek geheim dat veel mensen in dergelijke functies regelmatig “een percentage” opeisen bij de toekenning van vergunningen, overheidsopdrachten e.d.
Toegegeven, binnen een week was Simon uit de partij gezet en in die zin is er schoon schip gemaakt. Maar toch laat het schandaal perfect zien waarom de MSZP nooit de leiding had mogen hebben van Samen, de coalitie van democratische oppositiepartijen.Want echt “schoon” is de socialistische partij nog steeds niet. Veelzeggend was het commentaar dat nieuwssite Origo optekende uit de mond van een (anonieme) MSZP bestuurder dat de ietwat kleurloze Simon wat hem betreft een van de minder waarschijnlijke types was van wie je zoiets kon verwachten en dat hij zo tien anderen kon noemen die waarschijnlijk meer boter op hun hoofd hebben.
De werkelijkheid is dat de MSZP nog altijd niet echt heeft afgerekend met de corruptie van de periode 1990-2010. Welke deals hebben er plaatsgevonden in de tijd van de grote privatiseringen, hoe werkte de geheime deal met Fidesz over de verdeling van bestuurlijke corruptiegelden (70% voor de partij die regeert, 30% voor de partij in de oppositie) en welke MSZP bestuurders waren voor die gang van zaken (mede) verantwoordelijk? Ook László.Puch, de man die destijds de financiële touwtjes in de MSZP in handen had, is nog steeds een actief partijlid, al zit hij niet meer in het landelijk bestuur.En dus is het onvermijdelijk dat er steeds weer nieuwe schandalen boven water komen die direct de hele democratische oppositie zware schade berokkenen omdat Fidesz heel makkelijk kan claimen dat het gewoon dezelfde mensen zijn die vóór 2010 de boel ook al belazerden.
Nee, waarschijnlijk is het geen toeval dat dit schandaal nu werd gebracht door regeringskrant Magyar Nemzet, direct nadat het hele land was volgeplakt met affiches waarop de oppositie wordt afgebeeld als een stel boeven en waarschijnlijk op basis van bronnen in de (door Fidesz gecontroleerde) belastingdienst. Maar uiteindelijk doet dat er niet toe, de feiten blijven de feiten en die herinneren de kiezers er aan dat er een hele goede reden was waarom ze in 2010 meer dan genoeg hadden van de MSZP. Dat de corruptie en het machtsmisbruik in de afgelopen vier jaar onder Fidesz tienvoudig is toegenomen, verdwijnt dan al te gemakkelijk op de achtergrond.

À la Fidesz

Want laten we wel wezen, Fidesz pakt het veel sluwer aan. Een paar voorbeelden die de afgelopen twee weken boven water kwamen:


- In 2010 kocht de Fidesz regering op de vrije markt een grote hoeveelheid aardgas op voor een relatief lagere prijs (het waarom en hoe is zeer gecompliceerd en voert hier te ver). Volgens anti-corruptie waakhond Átlátszó werd echter het overgrote deel van die met belastinggeld betaalde hoeveelheid gas direct door staatsbedrijf MVMP voor een appel en een ei doorverkocht aan de private onderneming MET. Dat bedrijf kon het gas later met een forse winst van volgens schattingen 50 miljard forint (200 miljoen euro) doorverkopen. Een van de mannen achter MET en het web van BV’s dat met dat bedrijf verbonden is (MET heeft zijn hoofdkwartier in Zwitserland maar bezit dochters in belastingparadijzen als Cyprus, de Britse Virgin Eilanden en de Kaaiman Eilanden) is volgens Átlátszó István Garancsai, goede vriend en zakenpartner van Viktor Orbán en eigenaar van voetbalclub Videoton (waarvan de premier een fan is). Garancsai was tot 2001 een simpele bankbediende op het platteland, maar  werd toen onder de vorige regering Orbán opeens benoemd als de man die de privatisering moest doen van CD Hungary, een staatsonderneming die luxe onroerend goed van de Hongaarse overheid (ambassades, flats voor diplomaten e.d.) beheerde.

- In 2013 nationaliseerde de regering Orbán alle kleine spaarfondsen van het land. Ze werden gedwongen samen te gaan in één spaarbank onder staatscontrole, de Takarékbank (Er was maar één spaarfonds uitgezonderd van die nationalisatie en die was van…de boven genoemde meneer Garancsai). Hoe dan ook, nu verkoopt de Hongaarse regering haar 54% aandeel in die nieuwe bank, officieel in een open en internationale aanbesteding. Maar volgen Ferenc David, voorzitter van de Nationale Federatie van Ondernemers, zitten de voorwaarden van de aanbesteding zo in elkaar dat er maar één winnaar kan zijn, namelijk EHPSF, een recent opgerichte BV die eigendom is van de managers van Takarékbank. Zodra dat rond is, kunnen de aandelen vervolgens zonder openbare aanbesteding worden doorverkocht aan ondernemers met banden met Fidesz, zo vreest David.

- Een andere vriend en zakenpartner van Viktor Orbán, burgemeester Lörinc Mézáros van Orbán’s thuisdorp Felcsut, is inmiddels doorgedrongen tot de top 100 lijst van Hongarije’s rijkste mensen. Met een geschat vermogen van 6,9 miljard forint (23 miljoen euro) is hij binnengekomen op nummer 88. De voormalige loodgieter is inmiddels grootgrondbezitter in de regio Felcsut, hoewel veel van zijn grond formeel eigendom is van een of ander familieland of een of andere B. Mézáros is ook de man van de voetbalacademie van Felcsut en, het nieuwe superluxe voetbalstadion van het dorp. Felcsut krijgt bovendien niet alleen een nieuw spoorwegstation maar nu ook een eigen zakenvliegveld. Bovendien wordt er een groot hotel gebouwd pal naast een paar stukken land die eigendom zijn van Mézáros en van Anikó Lévai, de echtgenote van de premier.

- In de afgelopen jaren heeft bouwbedrijf Közgép van Lajos Simicska, vriend van premier Orbán en het financiële brein achter Fidesz, voor meer dan 900 miljoen forint (4 miljard Euro) aan openbare aanbestedingen gewonnen. Van een middelgrote bouwer van metalen structuren is de onderneming uitgegroeid tot het voornaamste bedrijf voor de bouw van wegen, bruggen, spoorlijnen en sinds kort ook opslagfaciliteiten voor radioactief materiaal. Veel van de opdrachten worden voor 50%-90% gefinancierd met EU subsidies. Het is dan ook een van de weinige bouwbedrijven die forse dividenden uitkeert aan haar aandeelhouders.

- De afgelopen twee jaar “informeerde” de regering de bevolking over haar activiteiten. Deze reclamecampagne op kosten van de belastingbetaler – totale kosten 800 miljoen forint (2,6 miljoen euro) – vond plaats onder de slogan: Hongarije doet het beter. Slogan en campagneopzet zijn nu voor de verkiezingen ‘verkocht’ aan Fidesz voor het schamele bedrag van 400.000 forint (1300 euro).

En dan dit nog:

Deze week stemde de rechtse meerderheid in het parlement (Fidesz en Jobbik) klakkeloos voor de overeenkomst met Putyin Rusland over de uitbreiding van kerncentrale Paks, ondanks het feit dat delen van de overeenkomst voor de komende tien jaar geheim zijn verklaard, dat de overeenkomst de energie en financiële afhankelijkheid van Rusland aanzienlijk vergroot, dat de noodzaak van de uitbreiding niet is onderbouwd, dat de bouw een prijsstijging voor elektriciteit tot gevolg kan hebben van 40-60% (volgens een door staatsbedrijf MVM uitgevoerde interne studie die de regering heeft geprobeerd weg te moffelen) enz. Het is een van de grootste en meest controversiële deals van Hongarije ooit, maar er is binnen luttele weken en na slechts vier uur ‘debat’ over gestemd, wat veel zegt over de kwaliteit van de parlementaire democratie in Hongarije vandaag.


zaterdag 1 februari 2014

"Soft censorship" in verkiezingstijd



In de overheidsmedia in Hongarije mag geen melding worden gemaakt van daklozen die omkomen door de vrieskou, zegt het Hongaarse Sociale Forum (MSZF). Volgens de organisatie komen er meer dan 300 daklozen per jaar om door blootstelling aan de vrieskou, maar weigeren de overheidsmedia daar melding van te maken. Het is slechts een van de voorbeelden in de afgelopen weken die duidelijk maken dat er in Hongarije een vorm van “soft censorship” bestaat.

De oppositie eist een referendum over de Paks kerncentrale.
Volgens de MSZF bestaat er bij overheidsmedia een verbod op “elke vermelding van een overlijden door blootstelling aan de vrieskou.” De organisatie wil dat er wel aandacht aan dit soort gevallen wordt besteed om zo de bevolking bewust te maken van het bestaan van dit serieuze probleem, maar zegt dat al haar pogingen om deze “censuur” te doorbreken op niets zijn uitgelopen. In de afgelopen drie jaar zijn er volgens de MSZF meer dan duizend Hongaarse daklozen door de kou omgekomen, velen omdat ze door de overheid tegenwoordig worden geweerd uit de binnensteden (dankzij een grondwetswijziging kunnen locale overheden nu harder optreden tegen daklozen die in de binnenstad proberen te schuilen in metrostations en andere beschutte plekken) en ze dus op koudere plekken overnachten. Omdat deze winter voorlopig zeer mild is, is het dodental dit jaar tot nu toe laag (88).

In mijn vorige blog meldde ik al dat de regering op 24 januari per decreet verkiezingspropaganda langs snelwegen, grote kruispunten en op lantarenpalen en elektriciteitsmasten verbood. Op 28 januari stelde vervolgens de gemeenteraad van Boedapest een verbod in op verkiezingspropaganda op en bij de bruggen over de Donau, monumentale gebouwen, metrostations, bomen e.d. Daarmee zijn de meeste plekken die bij elke verkiezing sinds 1990 altijd vol hingen met affiches, stickers en wat dies meer zij nu verboden, uiteraard ‘ter bescherming van het monumentale stadsgezicht en het milieu,’ aldus de gemeente. Ook besloot het bedrijf dat reclameborden verhuurt in de metrotreinen en –stations in de hoofdstad om geen verkiezingsreclame toe te staan, zodat de oppositie ook daar niet terecht kan. Wat over blijft zijn de officiële reclamezuilen en –borden, maar die zijn voor 60-80% in handen van aan Fidesz gelieerde bedrijven en hangen vol met regeringspropaganda.

Verder verwisselde afgelopen maand een van de twee grote commerciële TV zenders, het verliesgevende TV2, van eigenaar. De nieuwe eigenaren zijn officieel twee topfunctionarissen van TV2, maar die hadden absoluut het geld niet om het station te kopen. Ze hebben daarom het volle bedrag van de aanschaf geleend van het verkopende Duitse bedrijf dat tot nu toe eigenaar was van TV2. Dat is natuurlijk merkwaardig en critici vermoeden dat daar een of andere financiële garantiestelling van een derde partij achter zit en dat TV2 via een stroman constructie nu in feite in Fidesz handen is. Overigens mogen de commerciële TV en radio, die nu voor het overgrote deel in handen zijn van aan Fidesz gelieerde bedrijven, volgens de nieuwe kieswet alleen reclame voor politieke partijen uitzenden als ze die reclametijd gratis weggeven (en dan moeten ze ook alle partijen dezelfde zendtijd geven). Daar komt dus in praktijk weinig tot niets van terecht. Het betekent ook dat er maar twee commerciële stations waar de oppositie nog op een enigszins normale manier aan bod komt, het uitgesproken linkse Klub radio (dat dankzij de regering al haar frequenties buiten de hoofdstad kwijt is) en het neutrale TV station ATV (dat een beperkt budget en dus ook een beperkt bereik heeft).

De socialisten hebben dezer dagen een boycot ingesteld tegen de publieke TV zenders uit protest tegen de manier waarop ze door die zenders worden behandeld. De nieuwsuitzendingen zijn diplomatiek gezegd nogal regeringsvriendelijk, in gewone mensentaal: propaganda-uitzendingen van de regering. Volgens de nieuwe Fidesz wetgeving ruimen ook de publieke TV- en radiozenders van de overheid maar zeer beperkt tijd in voor verkiezingsspotjes. De democratische oppositie krijgt in 50 dagen verkiezingscampagne ongeveer … drie minuten.

Alle dag- en weekbladen moeten zich van tevoren bij de overheid aanmelden als ze verkiezingsadvertenties aan politieke partijen willen verkopen en bekend maken wat hun tarieven zijn. Wie op deze lijst staat, moet aan alle partijen verkopen en wie niet op de lijst staat, mag aan niemand verkopen. Wat opvalt is dat twee grote regeringsgezinde publicaties, gratis dagblad Metropool en het dagblad Het Hongaarse Volk (Magyar Nemzet) niet op de lijst staan. Dus terwijl de weinige overgebleven ‘linkse’ publicaties als Népszabadság, HVG of Magyar Narancs Fidesz advertenties accepteren (de bladen hebben geen keus want zijn straatarm) kunnen rechtse bladen die zwaar worden gesubsidieerd via allerlei overheidsreclame zich veroorloven oppositieadvertenties te weigeren.

Wat overblijft voor de oppositie is het versturen van materiaal per post aan alle 8 miljoen kiesgerechtigden. Maar dat kost een slordige acht miljard forint (25 miljoen euro) en de oppositie is arm. Dat is geen probleem voor het CFO, de zogenaamd onafhankelijke organisatie die ter ondersteuning van de regering demonstraties organiseert, de stad vol plakt met affiches en ja, ook aan iedereen materiaal per post toestuurt. Waar de organisatie, die uiteraard ontkent verkiezingspropaganda te bedrijven, het geld voor die activiteiten vandaan haalt, wil ze niet zeggen. Maar het is een publiek geheim dat de Fidesz regering enorme overheidssubsidies naar de club toe sluist.

Rest nog de constatering dat er hoogstwaarschijnlijk van enig rechtstreeks verkiezingsdebat – in den lande of op TV – geen sprake zal zijn. Fidesz en Orbán weigeren tot nu toe consequent zulk een rechtstreekse confrontatie.

Wie vindt dat dit alles de typische kenmerken zijn van een vrije, open en eerlijke verkiezingsstrijd waarin de bevolking een serieuze afweging kan maken op wie te stemmen, mag het zeggen.