
Iets soortgelijks overkwam Iván Kovácsics, vice-president van de Belastingdienst (NAV). Hij behoort niet tot de NAV functionarissen die recent de toegang tot de VS werd ontzegd omdat ze betrokken zijn bij grootscheepse corruptie. Maar hij stond de laatste weken wel een aantal malen journalisten te woord die voor de deur van het NAV kantoor stonden en liet zich daarbij soms zelfs voorzichtig kritisch uit. Nou ja, hij zei op 3 november onder andere: "Ik zou mezelf ook niet op de borst kloppen als ik uit de VS was verbannen." Het was kennelijk teveel. Vanaf 1 februari mag hij naar ander werk uitzien.
Ook op het ministerie van buitenlandse zaken is het bijltjesdag. Dat ministerie had de laatste jaren weliswaar weinig te vertellen - het echte buitenlandbeleid werd door het bureau van de premier oftewel Orbán bepaald en die trok zich daarbij weinig van het ministerie aan, maar het stond toch bekend als een plek waar veel gematigde conservatieven werkten. Ze steunden in principe Fidesz wel, maar hadden toch ook de nodige kritiek en die ventileerden ze ook wel (voorzichtig) in gesprekken met buitenlandse diplomaten of journalisten. Het waren soms net normale gesprekken. Onder de nieuwe minister Peter Szijjártó, een jonge vertrouweling van Orbán, is de koers radicaal omgegooid. Het ministerie wordt omgebouwd tot een soort bureau voor buitenlandse handelsbetrekkingen en dat betekent dat de oude functionarissen niet meer nodig zijn. Ruim 100 werknemers van het ministerie hebben hun congé gekregen, Fidesz aanhanger of niet. Intussen benoemt Szijjártó wel allerlei vriendjes van zijn zaalvoetbal-team op lucratieve posten, ook al hebben ze geen enkele kwalificatie voor de baan.
Is het een wonder dat zelfs onder veel Fidesz stemmers het gemor toeneemt? Maar wel stilletjes, thuis, want je weet maar nooit.