donderdag 11 oktober 2012

Groeiende armoede

In 2011 is het percentage armen in Hongarije met 1,5% gestegen naar 13,8% van de bevolking van krap 10 miljoen. Met andere woorden, het aantal Hongaren dat onder de armoedegrens van 220 euro per maand moet zien te overleven, is het afgelopen jaar met 152.000 toegenomen naar 1,36 miljoen.



In totaal leven nu volgens de officiële statistieken meer dan twee miljoen mensen in Hongarije in zeer ernstige materiële nood, waarmee het land – ooit de vrolijkste en meest welvarende barak in het Oostblokkamp – is afgezakt tot de vierde plaats van onderen in de EU (alleen in Bulgarije, Roemenië en Letland is de situatie erger). Daarnaast zijn er dan nog eens een paar miljoen mensen die het maar net kunnen rooien.

Zo heeft een  stel met twee maal minimumloon (het salaris voor fabriekswerk, schoonmaken, simpel kantoorwerk enz enz.) samen een schamper inkomen van 400-425 euro netto per maand. Alleen aan elektriciteit, verwarming, water en rioolbelasting voor een doorsnee appartementje in een spuuglelijke betonnen hoogbouwflat in een buitenwijk ben je al zeker 250 euro per maand kwijt. Is het een wonder dat driekwart (!) van de bevolking zegt geen idee hebben hoe ze een onverwachte uitgave van 50.000 Ft (180 euro) zou moeten betalen?

En het uitzicht op verbetering is voor de armere meerderheid vrijwel nul. De werkloosheid is nog net zo hoog als twee jaar geleden (boven de 10%, zeker als je de gedwongen werkverschaffingsbaantjes tegen de helft van het minimumloon niet meerekent), investeringen van zowel buitenlandse als binnenlandse bedrijven liggen op hun gat (mede door alle anti-markt maatregelen van de Orbán-regering) en de Hongaarse economie is in een diepe recessie terecht gekomen (ze krimpt in 2011 met -1,5%). Het vorige week vrijdag aangekondigde nieuwste bezuinigingspakket (dat van Orbán geen bezuiniging mag heten want dat klinkt zo rot) verhoogt onder meer opnieuw een aantal deelbelastingen en accijnzen, verlaagt uitkeringen verder en bevat nog meer ontslagen bij openbare instellingen. Ook een beloofde salarisverhoging voor onderwijzers (in ruil voor extra werkuren die ze inmiddels draaien) wordt uitgesteld. Intussen wordt wel de vlaktaks nog verder uitgebreid zodat de inkomens boven modaal (500 euro netto per maand) opnieuw minder belasting hoeven te betalen.

Het staat allemaal in schril contrast met de populistische sociale beloftes van Orbán vóór de verkiezingen van mei 2010, maar het is wel in overeenstemming met de radicaalconservatieve Tea-Party-opvattingen die hij sindsdien ontvouwt. In zijn visie is de rijke christelijke en nationaal gezinde middenklasse het fundament van de samenleving dat gekoesterd moet worden, terwijl de armen hun armoede aan zichzelf te wijten hebben en zelf maar moeten zien hoe ze het bolwerken.

Aan de ene kant trompettert de regeringspropaganda permanent dat Hongarije een economisch succesverhaal is en dat haar unorthodoxe recepten daarom overal in Europa steeds meer worden nagevolgd. Tegelijk, en volledig tegenstrijdig, wordt almaar herhaald dat de huidige situatie niet het resultaat is van twee jaar Orbán-beleid, maar vooral van de crisis in Europa. Antwoord op de vraag waarom vergelijkbare landen als Polen, Slowakije, Roemenie en Slovenië het dan ondanks diezelfde Europese crisis toch allemaal beter doen, blijft uit.

De winter staat alweer bijna voor de deur, de zwaarste tijd voor de allerarmsten. Misschien kan de christelijk-nationale middenklasse een schietgebedje doen, dat Hij Daarboven het houdt op min 5 in plaats van min 10, 15 of 20?



Verder de afgelopen week:

- Voor de tweede keer in twee weken hebben de socialisten een tussentijdse verkiezing gewonnen. In de stad Sopron kreeg afgelopen zondag de socialistische kandidaat 46% van de stemmen en de Fidesz kandidate 34%. Het weekeinde daarvoor haalde in het stadje Dunaujváros een socialistische kandidaatde eerste linkse overwinning in twee jaar bij een tussentijdse verkiezing binnen. In beide gevallen werd twee jaar geleden nog een Fidesz kandidaat tot gemeenteraadslid gekozen.

- President János Áder (Fidesz) geeft voorlopig geen volledige gratie aan vroedvrouwe Agnes Gereb.Gereb is al meer dan 20 jaar een zeer bedreven vroedvrouw en gedreven pleitbezorgster van thuisbevallingen. Ze werd op 28 februari veroordeeld tot een gevangenisstraf en ontzegging van haar bevoegdheid omdat er bij een thuisbevalling waar zij als vroedvrouw optrad, dingen mis gegaan zouden zijn. De aanklacht zelf klopt van geen kant en trok internationaal aandacht, mede omdat de rechters wel Hongaarse artsen hoorde (die felle tegenstanders van thuisbevallingen zijn) maar weigerde internationale experts (waaronder Nederlandse vroedvrouwen) als getuigen toe te laten. Inmiddels zit Gereb na een eerste veroordeling al bijna twee jaar in huisarrest en wordt ze dagelijks aan politiecontroles onderworpen. Fidez president Áder oordeelde nu weliswaar dat Gereb voor die februari veroordeling gratie krijgt, maar dat de andere (al even onzinnige) aanklachten en rechtszaken tegen haar eerst hun loop moeten hebben. Voorlopig blijft ze dus onder huisarrest.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten