zaterdag 20 juli 2013

In Absurdistan gaat het beter

Volgens premier Viktor Orbán gaat het beter met Hongarije. Dankzij de extra crisisbelastingen op banken en bepaalde multinationals is hij er, zegt hij zelf, in geslaagd de financiële situatie van het land te stabiliseren. Het begrotingstekort is onder de 3% gebracht en zowel de inflatie, de werkloosheid als de staatsschuld zijn verminderd. Dus is er nu ruimte voor forse verlagingen van de energie- en waterlasten van huishoudens, de verhoging van de salarissen van leraren en artsen en een handhaving van de koopkracht voor gepensioneerden. Het land staat aan het begin van een periode van economische groei en bloei, zo herhaalt hij steeds weer.


Ja, het begrotingstekort is onder de 3% gebracht. Daarvoor was een hele reeks van bezuinigingsrondes nodig (hoewel Orbán in 2010 had beloofd dat er niet meer bezuinigd zou worden) en het is misschien vooral gedaan omdat Brussel anders wel eens de EU subsidies aan Hongarije zou kunnen gaan opschorten of bevriezen (ruim vier miljard euro netto per jaar dus geen kattenpis), maar toch, dat is gelukt. Maar dan heb je het ook wel gehad met de positieve cijfers.

De werkloosheid is ongeveer gelijk gebleven aan 2010. Niets geen één miljoen banen erbij, zoals Orbán destijds beloofde. Er is veel schijnwerkgelegenheid gecreëerd in de vorm van werkverschaffing tegen een gehalveerd minimumloon. Maar er zijn in de private economie geen banen – echte banen dus – bijgekomen en dat is wat telt. Bovendien zijn er bijna een half miljoen werkzoekenden naar het buitenland vertrokken, wat de werkloosheidscijfers ook nog eens danig vertekent.

Orbán heeft de staatsschuld tot staatsvijand nummer één verklaard. Maar wat hij ook beweert, die schuld is net als toen hij aan de macht kwam nog altijd iets boven de 80% (ondanks de inbeslagname van miljarden aan private pensioenreserves die als rook voor de zon zijn verdwenen). Bovendien zijn economen het er niet over eens hoeveel staatsschuld nu wel of niet acceptabel is: 80% is aan de ruime kant (hoewel niet perse alarmerend), maar 50% zoals in 2002 is weer heel weinig.

Het aantal mensen dat rond het bestaansminimum leeft is gestegen van ruim drie miljoen in 2010 naar vier miljoen mensen nu en daar bovenop zijn er inmiddels 1,38 miljoen Hongaren die onder het bestaansminimum leven. Dat wil zeggen dat 54% van de totale bevolking er bar slecht aan toe is. De oorzaken liggen in de invoering van de vlaktaks (waar de rijke 12% enorm van profiteerde maar de rest op verloor), de verhogingen van de BTW naar 27% en al die andere nieuwe belastingen die zijn ingevoerd en niet te vergeten de ongekend grofe bezuinigingen op sociale uitkeringen. Het klinkt dan vervolgens heel mooi om nu, met de verkiezingen van voorjaar 2014 in aantocht, leraren opeens een grote loonsverhoging van ruim 30% toe te zeggen. Maar diezelfde leraren, aan wie zo’n loonsverhoging overigens eigenlijk al was toegezegd in 2010, hebben sindsdien hun inkomen fors achteruit zien gaan. Gemiddeld verdiende een leraar in 2010 133.000 Ft., gecorrigeerd voor inflatie had dat nu 153.000 Ft moeten zijn maar het is in feite 128.000 Ft. En voor dat salaris moeten ze dan ook dankzij een nieuwe wet aanzienlijk meer uren maken dan voorheen. Kortom, die verhoging is vooral een sigaar uit eigen doos.

En dat geldt eigenlijk ook voor de campagne waarbij de regering de elektriciteit, gas- en waterbedrijven dwingt hun tarieven met tientallen procenten te verlagen. Dat klinkt aardig tot je bedenkt dat de tariefverlaging alleen maar betaald kan worden door de investeringen in het netwerk stil te leggen. Als gevolg daarvan verdwijnen er duizenden banen bij deze bedrijven en betalen we met zijn allen over een jaar of vier a vijf de tol in de vorm van blackouts en andere storingen in het net (die dan weer voor veel meer geld moeten worden opgelost)

En tenslotte de crisisbelastingen voor banken, telefoonmaatschappijen, grootwinkelbedrijven e.d. Het is natuurlijk niet onredelijk als grote bedrijven extra bijdragen in tijden van crisis. Maar wel op een redelijk niveau (de Hongaarse crisisbelasting is vele malen hoger dan in andere Europese landen) en in redelijk overleg (nu was het een dictaat en is de “tijdelijke” belasting allang permanent geworden). De onvoorspelbaarheid en willekeur waarmee de afgelopen drie jaar met het bedrijfsleven is omgegaan, betekent dat Hongarije zichzelf in de voet heeft geschoten.

Want daardoor is Hongarije de afgelopen jaren verder achterop geraakt op naburige landen als Polen, Tsjechië of Slowakije en zit het nu op het niveau van Roemenië en Bulgarije, meent Attila Chikán, een prestigieuze Hongaarse econoom en minister in een eerdere rechtse regering. Volgens zijn conservatieve collega en ex-president van de Nationale Bank György Surányi is daarbij vooral verontrustend dat de investeringen naar een absoluut dieptepunt zijn gedaald en dat kan niet anders dan negatieve lange termijn gevolgen hebben. Er wordt nu al anderhalf jaar minder geïnvesteerd dan nodig is om zelfs maar de bestaande economische activiteiten te vervangen. Oftewel, de economie teert in en de kans op blijvende groei is daardoor miniem.

Zoals Gordon Bajnai van Samen 2014 zegt: “Als ik Orbán hoor, is het alsof we in twee werelden leven. In Absurdistan gaat alles beter, maar in het echte Hongarije merk je daar niets van.”

3 opmerkingen:

  1. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen