woensdag 9 april 2014

De Hongaarse verkiezingsuitslag: vijf harde waarheden



De echte einduitslag komt komend weekeinde, als ook de laatste stemmen geteld zijn van Hongaren uit het buitenland en van diegenen die in een ander district stemden dan waar ze wonen. Maar het is vrijwel zeker dat Fidesz 44,5% van de stemmen heeft, het linkse blok 26%, Jobbik 20,5% en de (groene?) LMP 5,3%. Van de 199 zetels in het parlement krijgt Fidesz er dan maar liefst 133 (66% van de zetels oftewel een tweederde meerderheid), links 38, Jobbik 23 en LMP 5%. Een harde nederlaag voor links, dat leidt geen twijfel, maar ik vrees dat de linkse en liberale partijen daar opnieuw geen enkele lering uit trekken.
We leven beter, dan over vier jaar!

1. Een grote meerderheid van de Hongaren steunt een radicaal nationalistische koers.

Dat ruim 65% van de kiezers stemde voor een radicaal nationalistisch beleid, hetzij in de Orbán/Fidesz variant hetzij in de extreme variant van de extreemrechtse partij Jobbik, is geen goed nieuws voor Europa. Het betekent vier jaar meer “onafhankelijkheidsstrijd” vanuit Boedapest tegen Westerse multinationals en banken (die de arme Hongaren uitbuiten), Brusselse burocraten (die van Hongarije een kolonie willen maken) en Europese linksen en liberalen (die hun visie op de democratie en het economisch model aan ons proberen op te leggen). Het betekent ook vier jaar meer regeringssteun voor nationalistische Hongaarse groepen in de buurlanden waar grote Hongaarse minderheden leven (Roemenië, Slowakije, Oekraïne, Servië) wat in tijden van toenemende nationalistische spanningen in deze regio (Oekraïne) ook geen erg prettig vooruitzicht is. En tenslotte vier jaar meer met een Hongaarse regeringsleider die zich financieel en ideologisch steeds meer aan Putin lijkt te commiteren.

2. Het extreemrechtse Jobbik is een volwassen partij geworden.


Voor het eerst is Jobbik, dat tot nu toe vooral in het arme oosten van het land sterk was, er in geslaagd ook in het westen van Hongarije veel aanhang te krijgen. Sterker nog, op het hele platteland van Hongarije is Jobbik nu vrijwel overal groter dan de links-liberale oppositie. Een belangrijke reden is dat Jobbik in de ogen van veel blanke kiezers op het platteland radicale antwoorden lijkt te hebben op de grote sociale problemen daar: de onderontwikkeling, de armoede, de slechte situatie waarin de kleine boeren verkeren, de desastreuze positie van de zigeuners en alle gevolgen die dat met zich meebrengt. Natuurlijk zijn de meeste mensen die op Jobbik stemmen geen doorwinterde neonazi’s en velen zullen ook op Jobbik hebben gestemd onder het motto: die zijn nog nooit aan de macht geweest, laat die het nu maar eens proberen. Maar dat is dan behoorlijk dom en het geeft ook aan hoe gewoon racistische sentimenten tegen zigeuners, homo’ of joden zijn geworden.

3. De democratische oppositie stelt alleen in de steden nog wat voor.

Op het platteland is de linkse oppositie vrijwel verdwenen en ook in de meeste kleinere steden is links aanzienlijk zwakker dan Fidesz. Maar zelfs in Boedapest – het linkse bolwerk bij uitstek – ontlopen Fidesz en het linkse blok elkaar niet veel. In de rijkere districten van de hoofdstad wint Fidesz met een marge van 5 tot 10%, in de armere districten is links een paar procent sterker (terwijl Jobbik in alle districten van de hoofdstad de derde partij is met ongeveer 10% van de stemmen)

4. Geen eerlijke verkiezingen, maar…

Het waren geen eerlijke verkiezingen zoals die in een Europese democratie thuis horen. Het nieuwe verkiezingssysteem bevoordeelde de regeringspartij op tal van oneigenlijke (maar legale) manieren, de media waren niet vrij, linkse kiezers en activisten voelden zich bedreigd in hun bestaan, de oppositie werd met tal van regeltjes gehinderd in het voeren van campagne, er was geen enkel serieus verkiezingsdebat, er is gesjoemeld met namaakpartijtjes en stemmen uit het buitenland enz. enz. Hongarije is nu al een aantal jaren een autoritaire “borderline”democratie en het kan niet anders dan dat dat de uitslag heeft vertekend, al is het onmogelijk te zeggen in welke mate.
De essentie is dat het systeem door Fidesz is ontworpen om te zorgen dat de partij haar macht (zelfs haar tweederde meerderheid?) kon behouden ook als ze veel aanhang verloor, en dat is precies wat er is gebeurd. Fidesz kreeg 2,1 miljoen stemmen, 600.000 stemmen minder (!) dan in 2010 en ongeveer evenveel als in 2002 en 2006 toen de partij de verkiezingen verloor (maar het kiessysteem evenrediger was). Het zal de komende jaren ongetwijfeld luid van de daken schreeuwen dat ze een tweederde meerheid heeft, maar de werkelijkheid is dat ze 45% van de kiezers vertegenwoordigd: heel veel kiezers, maar nog altijd een minderheid.

5. Links heeft geen alternatief

Tegelijk is het een feit dat het merk “links” uitermate impopulair is geworden, ook onder jongeren. Zelfs met een eerlijker (evenrediger) kiessysteem zou de linkse coalitie deze verkiezingen dik hebben verloren tegen bijvoorbeeld een coalitie van Fidesz en Jobbik en dat hebben ze voor een groot deel aan zichzelf te danken. Tot een paar maanden geleden hebben de diverse linkse partijen en groepen (socialistisch, sociaal
democratisch, groen, liberaal) vooral onderling ruzie gemaakt. Er was en is geen helder gezamenlijk programma, geen sterke organisatie en geen gemeenschappelijke ideologie. Maar met alleen de leuze “Orbán rot op” kom je er niet, dat moge een en andermaal duidelijk zijn Er is eigenlijk geen andere keuze dan het opheffen van alle afzonderlijke partijen en het opbouwen van één nieuwe gezamenlijke partij. Ik vrees dat de linkse oppositiepartijen die les ook nu niet geleerd hebben, maar vlijtig opnieuw beginnen met het stichten van eigen fracties.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten