Naar verwachting zullen 65.000 nieuwe studenten zich in willen schrijven voor het volgend studiejaar 2013/2014. Het overgrote deel van hen (80%) zal echter fors collegegeld moeten gaan betalen, zo blijkt uit de jongste plannen van de regering. Een zoveelste belofte (“Wij voeren nooit collegegeld in”) die wordt gebroken.
Studentenprotest in februari dit jaar |
In 2010 kregen nog ruim 50.000 studenten een volledige
beurs, in dit lopende studiejaar was dat al teruggebracht tot zo’n 30.000 en dat
worden er volgend jaar nog maar 10.500. Ruim 46.000 eerstejaarsstudenten krijgen
dan alleen nog maar een gedeeltelijke beurs en de rest (een krappe 10.000) zal
alles zelf moeten betalen, aldus de plannen.
In praktijk betekent het dat het overgrote deel van de
studenten zo’n 80.000-90.000 forint aan collegegeld zal moeten betalen, oftewel zo’n 350 euro (dat
is de helft van wat een doorsnee studie hier in Hongarije heet te kosten, 170.000-180.000 forint per jaar). Nu mag een collegegeld van 350 euro in Nederlandse ogen een
schijntje lijken, maar in een land waar dat ongeveer het bedrag van het minimummaandloon
is, is het fors. Een van de neveneffecten zal ongetwijfeld zijn dat er minder
mensen gaan studeren, maar dat is dan ook een van de intenties van de regering Orbán.
Het is ook duidelijk dat de regering het beurzensysteem
gebruikt om de toestroom naar bepaalde studies te frustreren. Er zijn geen volledige
beurzen meer beschikbaar voor studies als economie of rechten en er zijn er nog
maar beperkt voor mensen die sociale en
geesteswetenschappen willen studeren. Het merendeel van de volledige beurzen zal
beschikbaar zijn voor studenten in de exacte wetenschappen (techniek,
informatica, medicijnen e.d.).
Voorwaarde voor enige vorm van studiebeurs blijft dat de
ontvanger een contract tekent met de regering dat hij of zij na de studie tweemaal
de periode van de studie in Hongarije gaat werken (wat dus op zes tot acht jaar
neer zal komen). Brussel onderzoekt op het moment of die voorwaarde geen
aantasting is van het recht op vrije vestiging in Europa.
Het moge duidelijk zijn dat dit soort plannen onder
studenten niet erg goed vallen. In 2008 organiseerde Fidesz nog een nationaal
referendum tegen de invoering van een collegegeld. Ook voor de verkiezingen
van mei 2010sprak de partij zich daar
onomwonden tegen uit. Maar hoewel de regering nu het woord “collegegeld”
angstvallig vermijdt, weten we allemaal waar het op neerkomt, aldus Dávid Nagy,
voorzitter van de landelijke studentenorganisaties HOÖK.
Verder de afgelopen weken:
- Terecht veel ophef over de schandalige uitspraken van
een kamerlid van het extreemrechtse Jobbik dat het hoog tijd wordt om een lijst aan te leggen van de Joden
in overheidsdienst omdat die staatsgevaarlijk zijn. Aan de demonstratie tegen die
uitspraken afgelopen zondag werd ook deelgenomen door Antal Rogán,
fractievoorzitter van Fidesz. Prima, want hoe meer Fidesz-mensen zich in het
openbaar tegen Jobbik keren, des te moeilijker zal het in de toekomst voor
Fidesz zijn om een coalitie met extreemrechts aan te gaan.
- Tegelijk wijzen veel critici er op dat Rogán een van de architecten is van de inperking van de democratie in dit land, dat hij de naam heeft een van de meest corrupte politici van dit land te zijn en dat zijn partij Fidesz medeverantwoordelijk is voor het politieke klimaat dat ervoor heeft gezorgd dat antisemitisme
in Hongarije de afgelopen jaren weer vrijwel normaal is geworden. Met name premier Orbán is een
meester van de dubbele tong. Soms veroordeelt hij antisemitisme (“Wij Hongaren
komen op voor onze Joodse landgenoten,” zei hij afgelopen maandag in het
parlement nog), vooral in het buitenland. Maar tegelijk gebruikt hij in Hongarije
stelselmatig gecodeerde taal en symboliek die door iedere Hongaar worden
begrepen als anti-Joods (“mensen wier hart in het buitenland ligt,” “de macht
van bankiers en financiers,” de herintroductie in het openbare leven van antisemitische
politici en schrijvers uit de jaren dertig zoals Horthy, Nyirő en Wass). Fidesz is geen antisemitische partij, maar Fidesz is wel heel cynisch: voor het winnen van stemmen onder extreemrechtse sympathisanten is heel veel toegestaan.
- De Academie voor Hongaarse Beeldende Kunsten (MMA), een
private organisatie die een aantal jaren terug is opgericht door de uiterst
conservatieve en nationalistische
architect Imre Makovecz, krijgt een grote rol in het Hongaarse culturele
leven. De academie krijgt van de regering Orbán vanaf 1 januari het
eigendomsrecht van een van de grootste musea van Boedapest (de Kunsthal op het
Heldenplein) en van een van de grotere theaters (Pesti Vigadó). De artistiek directeur van de Kunsthal heeft inmiddels uit protest ontslag genomen. Daarnaast
krijgt de Academie een beduidende stem in het beleid van twee grote
subsidieverleners op cultureel gebied, de Nationale Cultuur Stichting en de
Nationale Film Stichting, en in de toekenning van een aantal nationale cultuurprijzen.
Tenslotte wordt de subsidie aan de
Academie verhoogd van 10-15 miljoen forint naar 2,5 miljard forint.
- Diverse grote Europese banken heroverwegen hun
strategie in Hongarije, waarbij terugtrekking uit die markt een van de opties
is, aldus Daniel Gyuris, hoofd van de Vereniging van Banken. Het is een reactie
op de aankondiging van de regering Orbán dat de (exorbitant hoge) speciale
bankbelasting nooit zal worden afgeschaft (ondanks vele malen herhaalde
beloftes dat de belasting slechts tijdelijk is) en op de invoering van een
speciale belasting op financiële transacties (elke overschrijving en opname gaat
belast worden, wat uiteraard de klant uiteindelijk betaalt).
- De Vereniging van Hongaarse Geschiedenisonderwijzers
verwerpt het nieuwe geschiedenis curriculum dat volgend schooljaar door de Orbán
regering gaat worden ingevoerd. Het materiaal geeft een onkritische, eenzijdige,
vooringenomen en vergoelijkende kijk op de Hongaarse nationale geschiedenis,
aldus de leraren. De kans dat hun kritiek tot iets leidt, is miniem, want er is
nauwelijks tijd voor enig debat ingeruimd, zo constateren ze.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten