Aan de vooravond van de verkiezingen benadrukt de regering Orbán dat er eindelijk weer schot zit in de economie, dat mensen minder betalen voor gas, elektra en water, dat het werkloosheidscijfer daalt, de inflatie afneemt en salarissen weer stijgen. Kortom, “Hongarije doet het beter” (Magyarország jobban teljesít), aldus de Fidesz slogan.
![]() |
Anderhalf miljoen mensen in diepe armoede |
György Barca is een van de weinige Hongaarse economen van
naam die deze visie ondersteunt. Kijk simpelweg naar de feiten en je ziet dat
het land vooruit gaat, benadrukt hij. Er is eindelijk weer economische groei,
al is het nog weinig (0,6% in 2013, ongeveer 1% in 2014). De inflatie is
gedaald tot onder de 1% (het laagste in 40 jaar), de werkloosheid is omlaag van
11% naar 9,2%, het overheidstekort is nu al twee jaar onder de 3% grens van
Brussel en de staatsschuld is afgenomen tot onder de 80%. Ook de daling in het
afgelopen jaar van de prijzen voor gas, elektriciteit, water,
huisvuilverwerking e.d. is met harde cijfers aan te tonen. Dit zijn de feiten
waar het om gaat, aldus Barcza, de rest is speculatie en theorie.
Met “de rest” doelt hij op de waarschuwingen van de meeste
andere Hongaarse economen, van de EU, van de OECD, van het IMF enz. dat achter de
ogenschijnlijk mooie cijfers een aanzienlijk somberder toekomstperspectief schuilgaat.
Want wat zijn de feiten achter de feiten?
Neem de lichte economische groei van dit moment. Die is
vrijwel volledig het resultaat van twee factoren “van buiten”: het aantrekken
van de Duitse economie waardoor de autofabrieken in Hongarije meer verkopen en
het uitzonderlijke goede weer het afgelopen jaar waardoor de landbouw een
recordoogst had. Maar de rest van de industrie en handel doen het helemaal niet
goed, consumenten geven nauwelijks geld uit en er wordt nauwelijks geïnvesteerd
(op EU subsidies in overheidsprojecten na). Terwijl premier Orbán glashard
beweert dat de economische groei volgend jaar tot wel 4% kan stijgen (let wel,
hij voorspeelde ook voor 2011, 2012 en 2013 groeicijfers van 4-6% terwijl de
werkelijkheid nul of negatief was), denken de meeste economen dat de Hongaarse economie
in 2015 en daarna weer terug zal vallen.
Of neem het lagere werkloosheidscijfer: daarin worden ruim
200.000 mensen in de werkverschaffing (werken tegen de helft van het
minimumloon op straffe van verlies van uitkering) als nieuwe banen meegerekend,
evenals de banen van naar schatting 100.000 Hongaren die in het buitenland werken
maar zich niet uit Hongarije hebben uitgeschreven. En dan zijn er ook nog de honderdduizenden
Hongaren die op zoek naar een baan wel volledig zijn geëmigreerd en die dus
niet meer als werkloos te boek staan. Dat is goed voor de statistiek maar kun
je nauwelijks een verdienste van de regering noemen: “Hongarije doet het beter,
want jongeren vertrekken massaal.” De harde werkelijkheid is dat in de private
sector in Hongarije de werkgelegenheid niet toeneemt omdat er geen enkele groei
is.
Of het lage inflatiecijfer: dat is voor een belangrijk deel
te danken aan het geforceerde overheidsingrijpen in de prijzen van gas, elektra
en water. Dat oogt leuk vlak voor de verkiezingen, maar leidt zeker op termijn tot
verliesgevende energie en waterbedrijven die – of ze nu van de overheid zijn of
privaat – niet meer in staat zijn te investeren in onderhoud en vernieuwing.
Het overheidstekort dat onder de 3% is dan? Dat is voor een
groot deel bereikt door in 2011 de private pensioenspaargelden a raison van 10
miljard euro (2.945 miljard forint) te nationaliseren. Al dat geld is in de afgelopen drie jaar
opgesoupeerd om de begrotingen sluitend te krijgen, met alle gevolgen van dien voor
de pensioenvoorziening in de toekomst. En waar moet het geld voor de begroting
vandaan komen nu dat spaarpotje op is? Nu al komen de eerste berichten naar
buiten dat een begrotingstekort onder de 3% voor 2014 en 2015 mogelijk niet
haalbaar is. Daarnaast blijken de niet betaalde schulden van
overheidsinstellingen dramatisch te zijn gegroeid, van 100 miljoen euro in 2010
naar 300 miljoen in 2013. En zo zouden er nog wel eens heel veel meer lijken
uit de kast kunnen komen vallen. Het is vrijwel een gegeven dat de kosten voor
de Russische lening en voor de uitbreiding van de kerncentrale in Paks hoger
uitvallen dan nu wordt gesuggereerd. Ook de wisselkoers van de forint
verslechtert en is nu al min of meer permanent rond de 310 forint voor 1 euro,
wat ernstige consequenties heeft voor de vele Hongaren met schulden in harde
valuta en voor de overheidsschuld.
Kortom: het economisch beleid van deze regering is gebouwd
op drijfzand, kunstgrepen, het nemen van onverantwoorde risico’s en voortmodderen.
Dat gaat al drie jaar goed en kan gemakkelijk nog jaren “goed” gaan. Maar het
is, zeggen de meeste deskundigen, geen beleid dat op termijn houdbaar en
duurzaam is. Potverteren werkt maar even, eens moeten alle rekeningen betaald
worden.
En natuurlijk is voor een deel van de bevolking het leven in
de afgelopen drie jaar beter geworden. De inkomens boven modaal zijn er door
belastingwijzigingen dik op vooruit gegaan. Duizenden mensen hebben
overheidsbanen gekregen om de posten te vullen van degenen die zijn
weggezuiverd. In het onderwijs en de gezondheidszorg krijgen heel veel mensen
nu opeens een forse loonsverhoging, ook al is dat dan in de meeste gevallen
geen volledige compensatie voor wat ze in de twee jaar daarvoor waren kwijtgeraakt.
En iedereen ziet op zijn maandelijkse gasrekening dat de prijs van gas nu even
omlaag gaat. Maar voor heel veel mensen is het leven, als je alles bij elkaar
optelt en aftrekt, niet beter geworden, integendeel. Veelzeggend is dat in de
afgelopen drie jaar het aantal Hongaren dat onder de armoedegrens leeft, is gestegen
van drie naar vier miljoen.