dinsdag 18 maart 2014

Bang voor debat



Verkiezingsdebatten in Nederland mogen vaak saai, verwarrend, irritant en – met hun ingestuurde oneliners en grappen – zelfs deels gespeeld zijn, ze zijn en blijven een verschijnsel dat het wezen van de democratie uitdrukt. Een aantal dames en heren debatteren over van alles en nog wat en dan beslissen de kiezers wie ze het beste (of het minst slecht) vinden.

Wat mij betreft is het dan ook tekenend dat er in Hongarije aan de vooravond van de parlements verkiezingen van 6 april geen enkel debat plaatsvindt. Want? Want Fidesz en Viktor Orbán weigeren al sinds 2006 aan welk debat dan ook deel te nemen. In Nederland wemelt het tegen verkiezingstijd van de debatten tussen lijsttrekkers: bij de publieke omroepen, bij de commerciëlen en de regionalen, op de radio, bij de geschreven pers en in zaaltjes. Overal gaan politici met elkaar in debat, want dat is waar democratie om draait. Toch?
Maar Viktor Orbán heeft opnieuw de uitdaging van de oppositie voor een TV debat afgeslagen, zoals hij dat ook in 2010 deed en zoals Fidesz dat altijd en overal doet. Dat begon allemaal in 2006, toen Viktor Orbán een TV debat verloor van de toenmalige socialistische kandidaat premier Ferenc Gyurcsány. Hij heeft Gyurcsány die “vernedering” (want zo ziet hij het) nooit vergeven en sindsdien is het vermijden van serieus debat de partijstrategie van Fidesz. Dat gaat zo ver dat – en ik spreek hier uit persoonlijke ervaring – Fidesz politici zelfs uitnodigingen afwijzen van organisaties van buitenlandse ondernemers of buitenlandse journalisten in Hongarije  om te komen praten over een bepaald onderwerp (onderwijs, belastingen, hondenpoep van mijn part). Ze komen alleen als zij de enige spreker zijn, zodra er sprake is van een politicus van een andere partij die ook aanwezig is, doen ze niet mee. Debat past klaarblijkelijk niet in hun beeld van wat een democratie is.

Verder campagnenieuws:

- Volgens de nieuwe Fidesz wetgeving mogen partijen bij deze verkiezingen maximaal 1 miljard forint (3,3 miljoen euro) per partij uitgeven aan de verkiezingscampagne. Transparency International houdt de stand precies bij en wat blijkt? Eind februari (met de voornaamste vijf weken van campagne nog te gaan) zitten alle oppositiepartijen nog redelijk onder dat bedrag. Maar Fidesz heeft al 2,2 miljard uitgegeven en is dus fors in overtreding van haar eigen wetgeving.
Niet formeel natuurlijk, want zo doet de partij dat. Een groot deel van de campagne wordt gevoerd door een Fidesz mantelorganisatie die plakkaten ophangt, demonstraties organiseert en pamfletten verspreidt en daarnaast krijgt de bevolking op grote schaal “regeringsinformatie.” Maar iedereen weet wat dat betekent, zoals iedereen weet dat die soldaten op de Krim Russische soldaten zijn, dat het WK voetbal in Qatar is gekocht en dat Kim Jong-un van Noord Korea niet de steun heeft van 99,9% van de bevolking.

- In datzelfde kader worden er opeens ongelofelijk veel linten doorgeknipt van weer nieuwe projecten die moeten bewijzen dat Hongarije onder Orbán het beter doet. Openingen in de tweede helft van maart: het nieuwe Kossuth plein voor het parlement, de nieuwe (vierde) metrolijn, het nieuwe Design Centre bij het Deák plein, het gerenoveerde Vigadó theater aan de Donau en het vernieuwde Olympisch Park naast het parlement (vergeet ik er nu nog een of twee, de gerenoveerde Bazár aan de voet van de Burchtheuvel?). Natuurlijk is er op zich niets tegen als er wordt vernieuwd en gerenoveerd (allemaal overigens voor 90% op kosten van dezelfde EU waar Orbán altijd zo tegen tekeer gaat, maar met Brussels geld is niets mis). Toch is het nogal doorzichtig om alles net nu officieel te openen, vooral omdat de meeste projecten zo overduidelijk nog helemaal niet af zijn.

- De nieuwe Fidesz regels stimuleren nieuwe splinterpartijtjes om aan deze verkiezingen mee te doen. De overheid geeft voor vele miljoenen forinten subsidies aan nieuwe partijen terwijl de controle op de besteding van dat geld minimaal is. Wie het een beetje handig speelt, zo waarschuwden critici al bij voorbaat, kan ook al krijgt hij geen stem een aardige som overhouden. En dus hebben we inderdaad een aantal partijtjes op de kieslijst waarvan iedereen weet dat ze fake zijn. Maar intussen wordt wel de verwarring voor de zwevende kiezer alleen maar groter, temeer daar sommigen van die namaakpartijen namen hebben die sprekend lijken op namen die door de echte democratische oppositie worden gebruikt.
Ook zijn er duidelijke aanwijzingen dat een aantal van die partijtjes fraude hebben gepleegd om op de kieslijst te komen (het kopiëren en vervalsen van handtekeningenlijsten die aan moeten tonen dat ze voldoende steun in het land hebben). Maar de Nationale Kiescommissie weigert dat vóór de verkiezingen zelf uit te zoeken en laat die partijtjes toch gewoon meedoen.

- Tenslotte de opiniepeilingen. Daarin doet de oppositie het nog steeds slecht. Zo'n 40% is nog steeds zwevend, en Fidesz krijgt bij mensen die zeker weten dat ze naar de stembus gaan 40-50% van de stemmen, de democratische oppositiecoalitie 25-30% en de rechts-radicalen van Jobbik 15-20%. Maar wat ik een onthullend cijfer vind, is dat een onderzoeksbureau ongeveer 4000 mensen moet afwerken om uiteindelijk een representatieve steekproef van 1000 personen te krijgen. Want maar liefst drie op de vier mensen weigeren mee te doen en te zeggen of en op wie ze gaan stemmen. Heeft zo’n onderzoek statistisch dan eigenlijk nog wel waarde? Zowel de democratische als de rechts-radicale oppositie hopen van niet en zeggen dat ze nog altijd een kans maken om, ondanks alle manipulaties van de regering Orbán, te winnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten