Verkiezingsdebatten in Nederland mogen vaak saai, verwarrend,
irritant en – met hun ingestuurde oneliners en grappen – zelfs deels gespeeld
zijn, ze zijn en blijven een verschijnsel dat het wezen van de democratie
uitdrukt. Een aantal dames en heren debatteren over van alles en nog wat en dan
beslissen de kiezers wie ze het beste (of het minst slecht) vinden.
Wat mij betreft is het dan ook tekenend dat er in Hongarije
aan de vooravond van de parlements verkiezingen van 6 april geen enkel debat
plaatsvindt. Want? Want Fidesz en Viktor Orbán weigeren al sinds 2006 aan welk
debat dan ook deel te nemen. In Nederland wemelt het tegen verkiezingstijd van
de debatten tussen lijsttrekkers: bij de publieke omroepen, bij de commerciëlen
en de regionalen, op de radio, bij de geschreven pers en in zaaltjes. Overal
gaan politici met elkaar in debat, want dat is waar democratie om draait. Toch?
Maar Viktor Orbán heeft opnieuw de uitdaging van de
oppositie voor een TV debat afgeslagen, zoals hij dat ook in 2010 deed en zoals
Fidesz dat altijd en overal doet. Dat begon allemaal in 2006, toen Viktor Orbán
een TV debat verloor van de toenmalige socialistische kandidaat premier Ferenc
Gyurcsány. Hij heeft Gyurcsány die “vernedering” (want zo ziet hij het) nooit
vergeven en sindsdien is het vermijden van serieus debat de partijstrategie van
Fidesz. Dat gaat zo ver dat – en ik spreek hier uit persoonlijke ervaring – Fidesz
politici zelfs uitnodigingen afwijzen van organisaties van buitenlandse
ondernemers of buitenlandse journalisten in Hongarije om te komen praten over een bepaald onderwerp
(onderwijs, belastingen, hondenpoep van mijn part). Ze komen alleen als zij de
enige spreker zijn, zodra er sprake is van een politicus van een andere partij
die ook aanwezig is, doen ze niet mee. Debat past klaarblijkelijk niet in hun beeld
van wat een democratie is.
Verder campagnenieuws:
- Volgens de nieuwe Fidesz wetgeving mogen partijen bij deze
verkiezingen maximaal 1 miljard forint (3,3 miljoen euro) per partij uitgeven aan
de verkiezingscampagne. Transparency International houdt de stand precies bij
en wat blijkt? Eind februari (met de voornaamste vijf weken van campagne nog te
gaan) zitten alle oppositiepartijen nog redelijk onder dat bedrag. Maar Fidesz
heeft al 2,2 miljard uitgegeven en is dus fors in overtreding van haar eigen wetgeving.
Niet formeel natuurlijk, want zo doet de partij dat. Een
groot deel van de campagne wordt gevoerd door een Fidesz mantelorganisatie die
plakkaten ophangt, demonstraties organiseert en pamfletten verspreidt en daarnaast
krijgt de bevolking op grote schaal “regeringsinformatie.” Maar iedereen weet
wat dat betekent, zoals iedereen weet dat die soldaten op de Krim Russische
soldaten zijn, dat het WK voetbal in Qatar is gekocht en dat Kim Jong-un van
Noord Korea niet de steun heeft van 99,9% van de bevolking.
- In datzelfde kader worden er opeens ongelofelijk veel linten
doorgeknipt van weer nieuwe projecten die moeten bewijzen dat Hongarije onder
Orbán het beter doet. Openingen in de tweede helft van maart: het nieuwe Kossuth
plein voor het parlement, de nieuwe (vierde) metrolijn, het nieuwe Design
Centre bij het Deák plein, het gerenoveerde Vigadó theater aan de Donau en het
vernieuwde Olympisch Park naast het parlement (vergeet ik er nu nog een of twee, de gerenoveerde Bazár aan de
voet van de Burchtheuvel?). Natuurlijk is er
op zich niets tegen als er wordt vernieuwd en gerenoveerd (allemaal overigens voor
90% op kosten van dezelfde EU waar Orbán altijd zo tegen tekeer gaat, maar met Brussels
geld is niets mis). Toch is het nogal doorzichtig om alles net nu officieel te
openen, vooral omdat de meeste projecten zo overduidelijk nog helemaal niet af
zijn.
- De nieuwe Fidesz regels stimuleren nieuwe splinterpartijtjes
om aan deze verkiezingen mee te doen. De
overheid geeft voor vele miljoenen forinten subsidies aan nieuwe partijen
terwijl de controle op de besteding van dat geld minimaal is. Wie het een
beetje handig speelt, zo waarschuwden critici al bij voorbaat, kan ook al
krijgt hij geen stem een aardige som overhouden. En dus hebben we inderdaad een
aantal partijtjes op de kieslijst waarvan iedereen weet dat ze fake zijn. Maar
intussen wordt wel de verwarring voor de zwevende kiezer alleen maar groter,
temeer daar sommigen van die namaakpartijen namen hebben die sprekend lijken op
namen die door de echte democratische oppositie worden gebruikt.
Ook zijn er duidelijke
aanwijzingen dat een aantal van die partijtjes fraude hebben gepleegd om op de
kieslijst te komen (het kopiëren en vervalsen van handtekeningenlijsten die aan
moeten tonen dat ze voldoende steun in het land hebben). Maar de Nationale
Kiescommissie weigert dat vóór de verkiezingen zelf uit te zoeken en laat die
partijtjes toch gewoon meedoen.
- Tenslotte de opiniepeilingen. Daarin doet de oppositie het
nog steeds slecht. Zo'n 40% is nog steeds zwevend, en Fidesz krijgt bij mensen die zeker weten dat ze naar de
stembus gaan 40-50% van de stemmen, de democratische oppositiecoalitie 25-30%
en de rechts-radicalen van Jobbik 15-20%. Maar wat ik een onthullend cijfer vind,
is dat een onderzoeksbureau ongeveer 4000 mensen moet afwerken om uiteindelijk
een representatieve steekproef van 1000 personen te krijgen. Want maar liefst
drie op de vier mensen weigeren mee te doen en te zeggen of en op wie ze gaan stemmen. Heeft zo’n onderzoek statistisch dan eigenlijk nog wel
waarde? Zowel de democratische als de rechts-radicale oppositie hopen van niet
en zeggen dat ze nog altijd een kans maken om, ondanks alle manipulaties van de
regering Orbán, te winnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten