

Maar in Hongarije wordt “een nieuw model van democratie” opgebouwd, aldus László Kövér, parlementsvoorzitter en vanouds één van de intimi rond premier Viktor Orbán. En in dat nieuwe model wordt het dus de Mediaraad, die bepaalt wat inhoudelijk goed en fout is. Een raad waarvan de voorzitster door premier Orbán zelf is benoemd (voor de belachelijk lange periode van negen jaar, over twee verkiezingstermijnen heen), en waarvan de andere vijf leden dankzij handig manoeuvreren ook allen zijn benoemd door de Fidesz fractie in het parlement.

Ja maar, dat is helemaal de bedoeling niet, zeggen aanhangers van Fidesz dan. Zij betogen dat er garanties voor persvrijheid in de wet staan, dat ze alleen maar willen regelen dat de media zich fatsoenlijk en netjes gaan gedragen en zich verantwoorden, en dat ze helemaal niet van plan zijn om censuur tegen kritische media uit te oefenen. Tja, en dat moeten wij dan geloven? Op basis van hun mooie blauwe of bruine ogen? In een vrije democratie hangt zoiets niet af van de goedertierendheid van de heersende macht, maar van institutionele garanties die de burger beschermen tegen de mogelijke kwaadwillendheid van diezelfde macht. Bovendien zijn er bepaald precedenten die duidelijk maken dat Orbán en Fidesz heel weinig ophebben met kritische media. Niet dat ze nu volgend jaar meteen alles en iedereen te linker en liberale zijde tot sluiting zullen dwingen. Maar ze hebben het instrument in handen en ze kunnen er, op het moment dat het hen past, gebruik van maken, ook al staat er honderd keer in de mediawet dat er persvrijheid is. Oppervlakkig gezien oogt dat mooi, maar in praktijk is het wat anders.

Typerend is trouwens de wijze waarop ook deze wet tot stand komt. Er is geen enkel debat of overleg vooraf met maatschappelijke of beroepsorganisaties. De wet is maar liefst 170 pagina's dik en duidelijk opgesteld ergens in de burelen van de partij, maar wordt dan opeens door drie parlementariërs op persoonlijke titel ingediend. Vervolgens debatteert het parlement er twee keer over, worden vrijwel alle amendementen van de oppositiepartijen afgestemd, wordt er her en der nog wat bijgesteld en binnen twee weken is de wet aangenomen. Het nieuwe model van democratie: oppervlakkig gezien oogt het mooi, maar in praktijk is het wat anders.
Verder werd deze week...
– een eerste ontwerp voor de nieuwe grondwet die Fidesz opstelt en die komend voorjaar al van kracht moet worden openbaar. Er is inhoudelijk nog weinig over te zeggen, maar twee dingen vallen opnieuw op. De procedure waarbij één partij gesteund door 54% van de kiezers in minder dan een jaar een nieuwe grondwet in elkaar flanst en erdoorheen jast is beschamend. De wet komt vol te staan met mooi klinkende algemeenheden, maar de praktijk van de wetstoepassing wordt een hele andere, temeer daar het Grondwettelijke Hof waarschijnlijk weinig bevoegdheden krijgt om te toetsen of de regering zich ook echt aan de grondwet houdt. En o ja, premier Orbán heeft in het parlement al geweigerd over deze nieuwe grondwet een referendum te organiseren. “Waar bent u bang voor?” was de vraag van ex-premier Ferenc Gyurcsány.
– duidelijk dat de kloof tussen de EU en de Hongaarse regering groeit. Vorige week meldde ik al dat Brussel zijn grote bezorgdheid heeft uitgesproken over de ontwikkelingen. Bij een overleg deze week over de feitelijke nationalisering van de pensioenspaargelden kwamen de partijen geen stap dichter tot elkaar. Ook publiceerde de Europese Commissie een financiële prognose voor Hongarije die – net als prognoses van het IMF, de meeste analisten, de Nationale Bank en de inmiddels gekortwiekte Budget Raad – behoorlijk kritisch is. Minister van Economische Zaken Matolcsy noemde de EC vervolgens “onethisch” en “onprofessioneel.” Dat zal de onderlinge verhoudingen vast ten goede komen. Orbán c.s. rekenen erop dat de EU als puntje bij paaltje komt weinig kan of zal willen doen. Maar dat is wel een reuze gok.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten