woensdag 20 juli 2011

Haantjes


Het nieuwe verkiezingssysteem dat Fidesz nu ontwerpt (zie de vorige Kuif) koerst aan op een tweepartijstelsel a la Groot Brittannië. In zo’n stelsel kan, althans theoretisch, Fidesz alleen maar verslagen worden als de oppositie zich verenigt. “Maar onze oppositie is al even deerniswekkend als onze regering,” aldus een commentaar van een Hongaarse blogger.

De toestand is inderdaad treurig. De socialisten (MSZP) hebben een aanhang die niet veel groter meer is dan zo’n 15 a 20% van de bevolking. Dat dat vooral 50 plussers zijn, geeft ook weinig hoop voor de toekomst. De socialisten zijn bovendien verdeeld in diverse fracties die elkaar nauwelijks het licht in de ogen gunnen; een mengelmoes van ouderwetse linkse socialisten, sociaaldemocraten, sociaalliberalen enz. De partij heeft geen aansprekende namen en persoonlijkheden, de leiding bestaat uit partijbonzen die de afgelopen twintig jaar de nodige boter op hun hoofd hebben verzameld (wanbeleid, corruptie, onvermogen) en enkele ietwat jongere types zonder veel kraak of smaak die de boel bijeen proberen te houden. En natuurlijk is er Ferenc Gyurcsány. De ex-premier is de enige met visie en durf binnen de partij, maar hij heeft onder veel Hongaren de naam van een leugenaar en een intrigant (zijn beruchte “We hebben gelogen”-speech van 2006). Of dat beeld terecht is, doet er niet toe, het bestaat alom.
De LMP (Politiek Kan Anders) is lid van de Europese Groenen maar kan onmogelijk met bijvoorbeeld Groen Links vergeleken worden. Het is een wat vreemde mengeling. In de partij zitten mensen die het kleutergroen nog niet ontstegen zijn (een actie tegen het kappen van een paar bomen) en mensen die een volwassen ecologische politiek voorstaan. Er zitten mensen in die links georiënteerd zijn, maar (zeker aanvankelijk) aanzienlijk meer die dachten met Fidesz te kunnen samenwerken en die fel anti-liberaal, anti-socialistisch en zeker anti-Gyurcsány zijn. Bovendien komt de LMP kiezer, tussen de 5 en 10%, vooral uit de hoofdstad (veel voormalige links-liberalen daar hebben LMP gestemd) en is hun partijorganisatie elders uitermate zwak.
En dan is er nog Jobbik. Waar Fidesz zich nu als radicaal conservatieve regeringspartij ontpopt, is Jobbik extremistisch rechts. Hun programma is supernationalistisch, sterk anti-zigeuner (dat is hun voornaamste mobilisatiepunt) en in vele opzichten antidemocratisch. De partij zit, tot op het hoogste niveau, boordevol types die openlijk en regelmatig antisemitische en racistische taal uitkramen en banden hebben met gewelddadige neofascistische groepjes. Ze hebben nog steeds – zij het in wat slapende toestand - een paramilitaire arm en ze zijn populair. Ze scoren in peilingen maar net onder de socialisten en onder jongeren hoger.

Toen Fidesz onlangs haar plannen voor de nieuwe kieswet bekend maakte, had dat in ieder geval het effect dat de oppositie werd wakker geschud. Iedereen lijkt nu eindelijk tot het inzicht te zijn gekomen dat een breed samengaan van oppositiekrachten moet. Het was een LMP parlementariër die suggereerde dat er wellicht zelfs een “technische coalitie voor eerlijke verkiezingen” moest komen. MSZP, LMP én Jobbik zouden een coalitie aan moeten gaan die maar één beperkt doel heeft: de verkiezingen winnen met 2/3 meerderheid, de grondwettelijke veranderingen van Fidesz terugdraaien en binnen twee maanden nieuwe maar dan eerlijke verkiezingen uitschrijven. Van alle kanten, ook MSZP en Jobbik, werd het idee als niet realistisch terzijde geschoven. De ideologische verschillen zijn simpelweg te groot. Maar het geeft in ieder geval aan dat ook bij de LMP,  die het nieuwe kiessysteem vrijwel zeker niet overleeft, nu de laatste illusies over compromissen met Fidesz op zolder zijn weggeborgen.

Het alternatief is voor de hand liggend maar niet minder moeilijk: een grote coalitie van progressieve krachten. Ferenc Gyurcsány suggereert dit al een half jaar. Hij vindt dat de MSZP zijn socialistische uitgangspunten (en een fors deel van zijn oude kader) weg moet gooien en een brede progressieve volkspartij moet worden waarin nadrukkelijk ook plaats is voor gematigde conservatieven die niet met Fidesz overweg kunnen. Het probleem is dat hijzelf eigenlijk niet in zo'n partij kan zitten omdat dat teveel weerstand bij anderen oproept. Een andere groep intellectuelen pleit voor de oprichting van een Oppositie Ronde Tafel, waarin oppositionele partijen en groeperingen een alternatief gaan uitwerken voor de conservatieve en autoritaire revolutie van Fidesz. De grote vraag is natuurlijk: wie van al die haantjes (er is slechts een enkel hennetje tussen) bereid is met wie samen te werken en wie krijgt dan welke plek in de Ronde Tafel en in de coalitie die daaruit voort moet komen?
En in wezen gaat het probleem nog dieper. Er is niet voor niets bij heel links in Europa een ideologische crisis: wat is ons beleid, waar staan we voor, wat hebben we de bevolking te bieden in antwoord op de (financiële) crisis, het populisme, de ruk naar rechts, de immigratieproblematiek enz. In Hongarije is er in ieder geval niemand met een consistent antwoord. Tel daarbij op dat zeker onder jongeren in Hongarije links uit is en rechts, ja zelfs extreemrechts in, en het is duidelijk dat het heel moeilijk is de Fidesz revolutie tot staan te brengen.

Verder deze week:
In Gyöngyöspata, het plaatsje waar recent de onlusten met en rond zigeuners waren, zijn tussentijdse burgemeestersverkiezingen gehouden. Er waren maar liefst zeven kandidaten, waarvan twee extreemrechtse. Maar hoewel de zigeuners massaal op de Fidesz kandidaat stemden in de hoop zo erger te voorkomen, won uiteindelijk toch de kandidaat van Jobbik met 33% van de stemmen (First past the post). Dat is, naast de twee bovengeschetste opties, dus nog een mogelijkheid. Dat een in Fidesz teleurgestelde bevolking straks zijn heil zoekt bij een nog rechtser alternatief en dat, bij gebrek aan serieus democratisch alternatief, een stem op Fidesz de enige manier is om dat te voorkomen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten