zondag 8 mei 2011

“Teveel debat.”

In de Duitse conservatieve krant Die Welt, die de laatste maanden zeer kritisch over de Hongaarse regering was (met name rond de mediawet en de Fidesz grondwet), verscheen op 4 mei een ingezonden artikel van Orbán zelf waarin hij zich verweert tegen de kritiek op hem en zijn regering. Het stuk geeft een interessant inkijkje in de ideologische visie van Orbán en de regerende rechtse politieke elite om hem heen op Hongarije en de recente geschiedenis.

In zijn artikel beschrijft Orbán hoe hij en Fidesz bezig zijn met het tot stand brengen van een maatschappelijke revolutie. Samengevat komt het hierop neer: er is sprake van “de wedergeboorte van de Hongaarse natie en het terugveroveren van ons zelfrespect.”  Doel van de omwenteling is “een einde te maken aan het ineffectieve overgangssysteem van de afgelopen twintig jaar” want “er was teveel debat (…), regeringen waren te zwak en de grondwettelijke rechten waren te uitgebreid.” De tijd van het streven naar een “welzijnsmaatschappij” waarin de staat allerlei sociale rechten garandeert is voorbij, het is nu zaak een “arbeidsmaatschappij” op te bouwen waarin de belangen van hen die vroeg opstaan en hard werken voorop staan. En in plaats van allerlei buitenlandse belangen (het IMF, de EU en Brussel, multinationale ondernemingen, banken die “in vreemde handen” zijn enz.) krijgen Hongaarse bedrijven, Hongaarse ideeën en Hongaarse oplossingen weer prioriteit. Degenen die zich tegen deze omwenteling verzetten (in binnen en buitenland) noemt hij nog net geen verraders van de Hongaarse natie, maar het zijn wel allemaal “speculanten, zwendelaars en gladjakkers”, die hun eigen private belangen stellen boven het volk. Wij zijn “tegen het morele relativisme en voor patriottisme, nationale cultuur en christelijke tradities,” aldus Orbán.
In het betoog zitten wat mij betreft drie belangrijke elementen:
1. Het democratisch model van de afgelopen twintig jaar was volgens Fidesz veel te liberaal. Het hele politieke systeem  (opgezet in 1989 tijdens de Ronde Tafel van hervormingscommunisten en oppositiepartijen en belichaamd in de oude grondwet) was gebaseerd op het streven naar consensus, naar overleg en samenwerking, naar compromissen (dat maakte immers ook de vreedzame overgang van communisme naar een democratische markteconomie mogelijk). Wat mij betreft zijn dat essentiële kenmerken van een moderne Europese democratie, sterker nog, hetis de essentie van de complexe Europese staat in wording. Maar in Orbán’s ogen was dat systeem “ineffectief” en leidde het  tot “teveel debat” en moet Fidesz nu een nieuw model opbouwen: strakker geleid, effectiever, centralistischer. Wat hij klaarblijkelijk niet begrijpt is dat de essentie van democratie nu juist is dat er veel debat is tussen maatschappelijke groepen, bestuurslagen, partijen, individuen enz. Dat is wellicht omslachtig en “ineffectief” maar het creëert wel het maatschappelijk draagvlak dat nodig is om bestendige vooruitgang te realiseren.
2. Orbán geeft eindelijk toe dat Fidesz een neoconservatieve sociale politiek voorstaat: minder aandacht voor het welzijn van de inactieven en kansarmen, meer ruimte voor de hardwerkende middenklasse. Dat alles zie je de laatste maanden ook in toenemende mate in allerlei wetgeving en maatregelen van de regering. De inperking van de ww-uitkeringen, het opheffen van de sollicitatiebegeleiding voor werklozen, het inperken van de pensioenrechten, de plannen om aanzienlijk te bezuinigen op beurzen voor studenten, het korten op de salarissen van leraren, politieagenten en brandweerlieden, het bezuinigen op de toch al schandalig slechte gezondheidszorg enz. enz. En dat is allemaal vooral nodig om de aanzienlijke belastingverlaging voor vooral de rijkeren te kunnen financieren. Die belastingverlaging moet in theorie leiden tot meer economische activiteit (“trickle down economics”), een miljoen extra banen in tien jaar tijd en meer belastinginkomsten. Maar er zijn weinig economen die daarin geloven en tot nu toe heeft deze regering er in een jaar tijd nog geen een extra baan bijgeschapen.
Begrijp me goed, ook ik ben van mening dat er serieuze en pijnlijke hervormingen nodig zijn, maar dan moet de pijn wel eerlijk verdeeld worden. En natuurlijk heeft een gekozen regering het volste recht om haar eigen agenda uit te voeren. Jammer alleen dat Fidesz niet met deze neoconservatieve agenda de verkiezingen in is gegaan. Toen hoorden we alleen maar populistische beloftes dat alles beter zou worden,  omdat Orbán ook wel wist dat hij niet gekozen zou worden als hij zijn echte programma aan de kiezers zou presenteren. Dat is wat mij betreft ook een vorm van kiezersbedrog, temeer daar diverse Fidesz politici er destijds “off the record” ook helemaal geen geheim van maakten dat ze hun echte plannen pas na de verkiezingen bekend zouden maken. Hoe cynisch kun je zijn.
3. Orbán ontpopt zich steeds duidelijker als een fervente euroscepticus die de eigen nationale belangen propageert boven alles wat “vreemd” is (de EU, multinationals, het IMF enz).  Het past uiteraard naadloos in de nationalistische koers die Orbán al veel langer vaart, enerzijds ongetwijfeld uit populistische motieven (het scoort makkelijk bij de nationalistisch ingestelde kiezers), anderzijds omdat hij ook zelf zo denkt en voelt. Ik denk dat inmiddels weinigen in Brussel nog verbaasd zullen zijn over de uitspraken van de fungerende voorzitter van de EU. Zoals Charles Gati, een bekende Amerikaanse politicoloog van Hongaarse geboorte, in een recent artikel al cynisch opmerkte, begint het er steeds meer op te lijken dat Orbán enkel niet uit de EU stapt omdat Hongarije nog zoveel financiële steun uit Brussel krijgt. En, voeg ik daaraan toe, omdat de Hongaarse economie met handen en voeten gebonden is aan de Europese, precies dankzij de activiteit van al die vermaledijde multinationals die hier produceren om naar Europa (vooral Duitsland) te exporteren en zo Hongaarse banen, Hongaarse salarissen en Hongaarse belastinginkomsten realiseren.
Natuurlijk is er meer dat Orbán drijft: het vaste voornemen de macht voorlopig niet meer uit handen te geven (geen herhaling van de verkiezingsnederlagen van 2002 en 2006), zijn intense afkeer van de socialistisch-liberale elite (ondernemers, politici, intellectuelen) bovenal gepersonifieerd in de figuur van ex-premier Ferenc Gyurcsány, en “ last but not least” het streven om een serieus zakenimperium op te bouwen. Maar daarover een andere keer meer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten